In ons kabinet kunt u de komende tijd genieten van onze nieuwe opstelling. Nu met werk uit eigen stock: bronzen beelden uit Burkina Faso van Boukaré Bonkoungou en de unieke collages van Fally Sene Sow (Senegal).
EMOTIONERENDE SCULPTUREN
Dat Boukaré Bonkoungou (1978) met brons werkt is niet zo bijzonder. Burkina Faso heeft een lange traditie in het brons gieten. Het gaat over van vader op zoon. Zo was dat ook in zijn familie het geval. Deels heeft hij het vak dus thuis afgekeken, maar hij heeft daarnaast een opleiding gevolgd aan het CNAA, het ‘National Center for the Arts and Crafts’ in Ouagadougou. Een instituut waar veel kunstenaars hun eerste beroepsstappen hebben gezet (de in Nederland wonende en werkende Papa Adama bijvoorbeeld).
Vaak zijn de bronzen beeldjes die daar gemaakt worden bedoeld voor de toeristen. Ze blijven dan ook binnen de beeldtaal die toeristen aanspreekt. Vakkundig gemaakt, maar inwisselbaar qua vorm en inhoud. Elegante, vaak dansende vrouwenfiguren bijvoorbeeld. Bonkoungou laat dat genre ver achter zich. De beelden in deze tentoonstelling hebben geen moeite dat te bewijzen.
Allereerst beperkt hij zich niet tot brons. Hij combineert in zijn sculpturen hout met brons en soms ook met ijzer. Het hout is niet altijd zichtbaar omdat het schuil gaat onder elementaire kleding gemaakt van traditionele, ruwe Bogolan stoffen. Die combinatie van materialen ontneemt het brons de kilheid en afstandelijkheid die het van nature heeft. Kwetsbaarheid en aanraakbaarheid komen daarvoor in de plaats.
Ook in zijn thematiek wijkt hij af van het gangbare. Hoewel hij ook (grote) diersculpturen als de rhino en wrattenzwijn maakt, heeft hij het toch vooral over mensen, gewone mensen, eenlingen maar vaak ook mensen die iets gemeenschappelijks hebben (scholieren, reizigers, diplomaten, vluchtelingen) of die een relatie hebben met elkaar (ouder-kind, man-vrouw).
Een goed voorbeeld daarvan is de tafelsculptuur Sinistre van een tiental vluchtelingen dat met gehavende of versleten koffertjes, gedesoriënteerd, opgewonden (zwaaiende armen) op weg lijkt te zijn naar een onzekere en onduidelijke bestemming. Hoewel Bonkoungou de hoofden van de mensen elementair uitvoert – haarloze, ronde koppen met gaten als ogen – slaagt hij erin het tafereel emotioneel te maken. Dat doet hij deels door de gebaren en de houding van de vluchtelingen, deels door het brons er versleten uit te laten zien en door oud hout te gebruiken waardoor de materialen aansluiten op het rafelige en het armoedige karakter van het gezelschap.
Zijn de sculpturen over het algemeen redelijk realistisch, bij sommige werken krijgen ze surrealistische trekjes. Ik krijg de indruk dat hij er op die manier een extra symbolische betekenis aan wil geven. Er is bijvoorbeeld een sculptuur, Transmission de savoir, waarbij drie kinderfiguurtjes om een stam zitten. Uit die stam steken twee lange nekken die uitlopen in twee koppen die de blik naar beneden richten. Uit die lange nekken komen touwtjes die verbinding maken met de beweeglijke kinderschare. Het generale thema is de relatie ouder-kind, maar door de vertekening wordt het werk voor meer uitleg vatbaar, zet het meer aan tot denken.
In het algemeen is het zo dat degene die een tentoonstelling inricht enige invloed heeft op de perceptie van kunstwerken. Zoals ook de tentoonstellingsruimte mede bepalend is voor hoe de kijker een kunstwerk ervaart. Bonkoungou lijkt de samensteller een nog grotere vrijheid te gunnen. Ik zag een aantal van zijn menselijke sculpturen toen ze net uit een paar transportkisten waren gehaald. Allemaal eenlingen van ongeveer dezelfde afmeting. Ze stonden in willekeurige groepjes bij elkaar. Ze waren nu eenmaal uit die ene kist of dat ene krat gekomen. Die groepjes gingen echter een eigen leven leiden. Onbedoeld gingen ze zich tot elkaar verhouden. Ik kon er zonder enige moeite een verhaal bij verzinnen waar ze een rol in konden spelen of in hadden gespeeld. Het is dus mogelijk dat ze bij de definitieve inrichting een ander verhaal vertellen, domweg omdat ze op een andere zijn gepresenteerd, lees gegroepeerd.
Dat bewijst in ieder geval dat de kunstenaar, ondanks het wellicht wat afstandelijke basismateriaal dat hij gebruikt en ondanks de geabstraheerde manier waarop hij zijn figuren vorm geeft, erin slaagt ze van herkenbare emoties te voorzien.
Dan ben je een bijzondere kunstenaar.
Rob Perrée
Amsterdam, januari 2017
Fally Sene Sow
De collages van Fally Sene Sow kijken neer op scènes in een grote, Afrikaanse stad. In zijn geval waarschijnlijk Dakar, want daar woont hij vlakbij, al zouden veel andere Afrikaanse steden eveneens model kunnen hebben gestaan. Het is niet zozeer zijn bedoeling een ideale werkelijkheid te reconstrueren. Hij probeert zoveel en zo goed mogelijk recht te doen aan de werkelijkheid.
Maar op dat punt doet zich een merkwaardig en verwarrend verschijnsel voor.
Iedereen die ooit een grote (West) Afrikaanse stad bezocht heeft, zal bij de collages van Fally het gevoel krijgen dat hij er een goed beeld van weet te geven. De levendige wirwarsfeer is uiterst herkenbaar. Qua verhoudingen, qua perspectief en qua vlakverdeling klopt er echter niets van. De auto’s rijden als het ware op hun zij door de straat, de huizen staan in onmogelijke posities tegen elkaar geplakt, wat moet liggen lijkt te staan en omgekeerd, met de horizon en de luchten wordt de hand gelicht etc.
Impliceert dit, dat de collages het werk zijn van een kunstenaar die de technische kanten van zijn vak niet beheerst? Zijn het voorbeelden van zogenoemde Outsiderkunst? Ik waag het te betwijfelen. Fally heeft op de middelbare school en direct daarna het schildersvak geleerd van een docent/kunstenaar. Hij is geen amateur. Hij heeft op een gegeven moment echter bewust gekozen voor de collage, omdat hij zich daarin beter kan uiten. Daarmee kan hij uitdagender op zoek naar het grensvlak tussen werkelijkheid en onwerkelijkheid. Hij speelt een ingenieus spel met detailbeelden uit verschillende realiteiten en uit verschillende tijden. Hij wil uiteindelijk uitkomen bij de ultieme geloofwaardigheid. Hij opereert als een literaire schrijver die een verhaal wil schrijven dat overkomt bij de lezer, dat de lezer raakt. Een representatie van de realiteit is daarvoor niet, of zeker niet altijd het beste middel.
In zijn werkwijze is datzelfde uitgangspunt terug te vinden. Zijn basismateriaal mogen dan foto’s uit tijdschriften zijn, hij voegt er quasi realistische elementen aan toe: stukjes stof, zand, dunne staaldraadjes, verpulverde bladeren etc. Soms gebruikt hij verf als een verbindingsmiddel. Opnieuw die dunne lijn tussen echt en niet echt.
Veel Afrikaanse kunstenaars hergebruiken materialen. Deels zijn daar ongetwijfeld de omstandigheden waaronder ze moeten werken debet aan. Anderzijds lijkt die manier van werken zich steeds meer tot een karakteristiek en onderscheidend stijlmiddel te ontwikkelen. Ook Sene Sow doet het bewust. Hij maakt er een soort persoonlijk onderzoek van. Hoe ver kan ik gaan met welke materialen?
Fally Sene Sow is geen kunstenaar die, zoals zijn Dadaïstische voorgangers, de wereld om zich heen probeert te veranderen. Hij wil dat de kijker gefascineerd raakt door de wereld waarin hij leeft. Daarvoor zet hij de werkelijkheid op een speelse en ontroerende manier naar zijn hand.
Rob Perrée
Amsterdam, december 2010.