Een afwisselende presentatie waarin de diversiteit van werk op papier centraal staat.
De hedendaagse verschuiving naar digitaal beeld, social media en virtual reality zorgt ervoor dat er steeds minder materiaal door onze handen gaat. Ondanks deze veranderingen behoudt papier zijn aantrekkelijkheid. De werken in Paper Upgrade tonen de voordelen en mogelijkheden die de materialiteit van papier te bieden heeft, uit een verlangen het medium te onderzoeken, bewerken, bedrukken en (re)construeren. In Paper Upgrade gaan meerdere generaties kunstenaars met elkaar in dialoog middels hun werk.
Thomas Birsak (1988) is beeldend kunstenaar en designer. In zijn collageachtige werk onderzoekt hij de manifestatie van het stoffelijke en de persoonlijke identiteit in de digitale wereld. Dit doet hij door digitaal verkregen beelden te combineren met referenties naar de fysieke wereld. Binnen de combinatie van deze twee is de Nederlands-Indische identiteit van Birsak zelf herhaaldelijk het onderwerp van zijn projecten. Gebaseerd en geïnspireerd op het design van de traditionele Indonesische batik-techniek (aangewezen door UNESCO meesterwerk Masterpiece of Oral and Intangible Heritage of Humanity) maakt Birsak onze collectieve historische herinneringen tastbaar. Birsak exposeerde onder meer in het EYE Filmmuseum en het Van Gogh Museum.
Francis Konings (1956) heeft een voorkeur voor zwart-wit tekeningen. Heel subtiel brengt zij de fragiele lijnen, afkomstig van het potlood, aan op het papier. De beelden van incomplete steden worden beheerst door een merkwaardige complementariteit, die zich in de compositie openbaart tussen vorm en restvorm. Het wit van het papier neemt evenzeer een vorm aan als het deel dat met potlood is aangebracht. Vorm en contrastvorm zijn evenredig aan elkaar en zorgen voor visuele spanning.
Ko Oosterkerk (1928 – 2012) Vanachter zwart-witte vlakken, weergegeven in banen met diverse grijstinten, buitelt de natuur tevoorschijn. Krassen, strepen en fijne rafeltjes geven het idee dat zij bijna op springen staat. In de jaren zeventig wordt het werk van Ko Oosterkerk lichter van kleur en meer geometrisch van vorm. Ook gaat hij andere kleuren dan zwart en grijs gebruiken, zij het dat het geen kleurenmengeling wordt, hij beperkt zich telkens tot één basiskleur. Oosterkerk had belangrijke exposities in onder andere het Groninger Museum, het Stedelijk Museum Amsterdam en in het Van Abbemuseum in Eindhoven.
Jan van der Pol (1949) maakte in 1998 een reeks linoleumsneden, getiteld ‘Horapollo’. De lino’s zijn gerelateerd aan teksten uit het gelijknamige boek (uitg. Parijs, 1551) dat werd samengesteld door Jacob Kerver. De serie prenten biedt een ongebreideld aanbod van landschappen, portretten, gebouwen en abstracte motieven. Autobiografische momenten, portretten van vriendinnen en foto’s van vreemden op T.V. zijn met elkaar vermengd. De kleuren, waarbij de Pantone kleurenwaaier als uitgangspunt diende, smeden de beelden aan elkaar. Zo worden gedachten met ervaringen verbonden, expressionisme met geometrisch abstracte kunst.