Galerie 23 opent het cultureel seizoen met een expositie van een internationaal bekende kunstenaar uit Benin, Gérard Quenum (1972).
De expositie werd op zondag 4 september geopend door curator/ publiciste Saskia Monshouwer in aanwezigheid van de kunstenaar en van André Jolly, oud-directeur Institut Français du Bénin.
Over poppen en geesten
Gérard Quenum heeft vooral naam gemaakt met zijn geassembleerde sculpturen. Daarin combineert hij gevonden voorwerpen met elkaar en bezorgt ze zo een nieuw leven.
De basisobjecten zijn stukken hout en onderdelen van poppen. Voor beide geldt dat ze al een heel leven hebben geleid. De stukken hout kunnen overblijfselen zijn van huizen, huisraad of bomen die vermoeid het loodje hebben gelegd. De poppenonderdelen kunnen als poppen generaties lang van moeder op dochter zijn gegaan. Ze weten wat verdriet is, wat geluk kan zijn, wat de tijd kan teweegbrengen en bijvoorbeeld ook hoe culturen van elkaar kunnen verschillen. Ze dragen allemaal een verhaal in zich. Dat geldt ook voor de stukken hout. Door ze te combineren met elkaar, ze tegenover elkaar te plaatsen, ontstaat er een nieuw verhaal voor een nieuw publiek. Soms is dat ontroerend, soms is het eng (als behekst), soms is het zo intens dat het zijn omgeving in beslag neemt, het is altijd verrassend.
De assemblages doen me denken aan die van de Afrikaans-Amerikaanse kunstenaar Betye Saar. Bij Saar is de pop weliswaar een verbeelding van de zwarte Aunt Jemima, maar beide kunstenaars hebben hetzelfde motief om voor een bestaande pop als hoofdpersoon te kiezen. In de woorden van Quenum: “I have to rescue that doll and create for it a safe place from which to recount the stories of the many things it has experienced and seen.” Bij beiden is de pop ‘iemand’ die de wereld van nu wat te vertellen heeft.
Op de eerste schilderijen die ik van Gerard Quenum ken is het hele doek gevuld met expressionistische, slordige verfstreken als context voor primitief gemodelleerde menselijke figuren. De hoeveelheid kleuren is beperkt, maar ze vragen wel nadrukkelijk om aandacht. Het geheel lijkt soms op een (onbedoelde) ontmoeting tussen Karel Appel en Jean-Michel Basquiat. In zijn latere werken bundelen de slordige lijnen zich tot grillige vlakken, vooral in zwart, rood, geel en groen. Ze vormen het decor van een minimale scène uitgevoerd in minimale witte lijntjes die bewust kinderlijk zijn getekend. De fascinatie voor de kinderlijke en kwetsbare poppenwereld lijkt hierin door te werken.
Zijn recente schilderijen laten een grote verandering zien. De volle omgevingen hebben plaats gemaakt voor witte vlakken. De focus is verschoven naar de personen. Die zijn weliswaar elementair weergegeven, maar ze hebben letterlijk en figuurlijk meer body. Hij omschrijft ze zelf als schaduwfiguren of geesten. Vooral de holle ogen pleiten daarvoor. De manier van schilderen is verfijnder geworden. Gebruikte hij bij zijn wat oudere werken graag zijn handen, bij de nieuwe werken hanteert hij verfkwasten. De titels zijn meestal alledaags: ‘Pourqoi moi?’; ‘No school today’; ‘Pas de clients’ etc. Het zijn geen omschrijvingen maar relativerende interpretaties van het beeld. De kijker is vrij om iets anders te vinden.
Gerard Quenum is in 1972 geboren in Porto Novo, de hoofdstad van Benin. Hij heeft er nooit van gedroomd om kunstenaar te worden. Hij is langzaam in het vak gerold. Hij heeft eerst allerlei baantjes gehad. Decorateur was er één van. Toen kwam hij in aanraking met andere creatieve mensen en leerde hij bijvoorbeeld om te ontwerpen en te tekenen. Omdat er in zijn land geen kunstopleidingen zijn moest hij de autodidactische weg volgen. Dat heeft hij eerder een voordeel dan een bezwaar gevonden. In een interview van een paar jaar geleden zegt hij: “We became our own artistic movement and taught ourselves, a group of friends who stimulated each other and pushed each other forward (…) and that is something of incredible value because you know that it’s based on something you developed within yourself.”
Gérard Quenum is uitgegroeid tot een internationaal bekende kunstenaar vertegenwoordigd door het officiële circuit (October Gallery in Londen en Magnin-A in Parijs). Toch blijft hij trouw aan zijn oorsprong. Hij kan er zich nog steeds over opwinden dat kunstenaars als Picasso door deskundigen geprezen worden om hun masker-werken, terwijl ze eigenlijk de Afrikaanse oorsprong zouden moeten prijzen. Dat verklaart veel.
Rob Perrée
Amsterdam, juni 2016.