In het werk van Hans Landsaat (1935) staat liefde voor het landschap centraal.
In het openbaar vervoer reist hij het liefst ‘achteruit’ : “Ik houd er niet van om de landschappen voorbij te zien flitsen.” Zodra de visuele indrukken achter de rug zijn, vertaalt de geboren Amsterdammer ze in geabstraheerde werelden, soms vol van symboliek.
Inspiratie put Landsaat uit de vele reizen die hij maakt. Zo is hij sterk gefascineerd door het lege, ongenaakbare landschap van Australië. In het voetspoor van de aloude jager-verzamelaar trekt hij door de binnenlanden. Kruispunten, gaten in rotsen, merktekens van de bijna verdwenen aboriginalcultuur: ze zijn allemaal in zijn doeken terug te vinden. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse Wadden en het Hollandse polderlandschap, waarin bruggen en tunnels vaak als opvallende elementen opduiken. Voor hem staan deze, op het eerste gezicht onnatuurlijke elementen, symbool voor het leven zelf: er is een duidelijk begin, maar ook een einde.